“Ik wil dat mensen niet hoeven kiezen tussen zichzelf en hun carrière.”

Remco Boxelaar (Corporate Queer) wil af van de misvatting dat kleding je beter zou maken in je werk – een stigma waar vooral queer mensen onder lijden. “Ik wil dat mensen niet hoeven kiezen tussen zichzelf en hun carrière.”

Een vrouw die geen promotie krijgt, omdat er raar zou worden opgekeken als ze met haar partner – ook een vrouw – op bedrijfsdiners zou verschijnen. Een man die voor zijn werk naar Dubai moet verhuizen, waar homoseksualiteit strafbaar is. En daarom voor een paar jaar ‘terug in de kast’ gaat. Een jonge starter op een consultancybureau die te horen krijgt dat het maar goed is dat hij een interne functie heeft: een man die nagellak draagt, kan immers niet bij klanten verschijnen.

Remco Boxelaar heeft tal van verhalen verzameld in de jaren dat hij in de corporate sector werkt. Het is een wereldje dat nog verre van inclusief is voor queer personen; hij kan het weten. Die jonge starter van de nagellak, dat was hijzelf, en het consultancybureau in kwestie zou hem later de functie van projectleider Diversiteit & Inclusie geven.

Dat smaakte naar meer; toen ook andere organisaties zijn advies vroegen, richtte hij zijn eigen bedrijf op: Corporate Queer. Daarmee helpt Boxelaar, zelf ‘genderfluïde’, bedrijven een veilige werkomgeving voor lhbti+-medewerkers te creëren. Tegelijkertijd biedt het platform queer werknemers de kans om elkaar te ontmoeten, online hun ervaringen te delen en zo een rolmodel te zijn voor starters en studenten.

OneWorld portretteert mensen die zich inzetten voor een betere buurt, school, of werkomgeving. Samen met SDG Nederland maakten ze de Goal Getters-rubriek waarin dit verhaal eerder verscheen.  

Sinds de oprichting van Corporate Queer in 2018 hebben al tientallen bedrijven en organisaties de samenwerking gezocht, waaronder grote spelers als ABN AMRO, VodafoneZiggo en de gemeente Den Haag. Zij ontvangen bijvoorbeeld advies en evaluaties over hun diversiteitsbeleid en krijgen trainingen voor de werknemers – althans, degenen die zich vrijwillig aanmelden. Vaak zijn dat zelf lhbti+’ers, maar ook cis heteromensen hebben interesse, merkt Boxelaar. Vooral de basistraining, waar “het hele lhbti+ alfabet wordt uitgelegd”, is bij een breed publiek populair.

Andere trainingen gaan bijvoorbeeld over dresscodes op de werkvloer, over natuurlijke en aangeleerde lichaamstaal, (straight) alllyship ofwel bondgenootschap, onbewuste bias en de geschiedenis van queer activisme. Alles om een werkcultuur te creëren waarin openlijk wordt gepraat over seksualiteit en gender, zodat queer mensen niet langer hoeven te kiezen tussen zichzelf zijn en carrière maken.

Grijze pakken en ongepaste grappen

Boxelaar was masterstudent Bedrijfskunde toen hij zijn eerste vriendje kreeg. Familie en vrienden ‘dachten het al’, vanwege de manier waarop hij sprak, zich bewoog en zich kleedde. “Dat vonden ze blijkbaar niet ‘mannelijk’ genoeg, ik moest wel homo zijn. Ik ging me verdiepen in genderidentiteit en seksualiteit; of die twee hetzelfde zijn. Niet dus. Ik val trouwens overwegend op mannen, niet alleen maar.

Later realiseerde ik me dat ik me ook niet 100 procent comfortabel voel bij wat we in onze maatschappij als mannelijk verstaan. Daarom noem ik mezelf ‘queer’: zowel mijn seksualiteit als mijn genderidentiteit wijken af van de norm. Sommige mensen, ook binnen de community, vinden het maar ingewikkeld: voor hen ben ik homo, verder moet ik niet te moeilijk doen.”

Met dat idee in gedachten geeft Boxelaar tijdens de basistraining van Corporate Queer regelmatig een opdracht: één kant van de kamer vertegenwoordigt heteroseksualiteit, de ander homoseksualiteit; kies een plek in de kamer die het beste bij jou past. Boxelaar: “Dan zie je opeens hoeveel mensen ertussenin gaan staan. Zo was er een man die als homoseksueel werd gezien, en toen voor het eerst aan zijn collega’s vertelde dat hij ook wel eens met een vrouw naar bed ging. Seksualiteit is een spectrum, dat wil ik hiermee laten zien. En genderidentiteit ook, al vinden mensen dat nog een stuk lastiger.”

Na zijn master werkte Boxelaar een jaar als model in Parijs. Vanwege zijn androgyne uiterlijk werd hij voor zowel mannen- als vrouwenshows geboekt. Terug in Nederland scoorde hij zijn eerste baan bij het consultancybureau; dat was een andere wereld. “Bijna iedereen om me heen was man, wit, droeg een grijs pak, blauw overhemd en een stropdas. Ik dacht: what’s going on? Waarom hebben we met z’n allen besloten dat dit is hoe professionaliteit eruitziet?”

Ook kreeg hij ongepaste grappen en opmerkingen te verduren van collega’s, zoals de vraag wie ‘het vrouwtje in de relatie was’ of de opmerking: ‘jouw leaseauto is groot genoeg voor adoptiekindjes’. Andere collega’s die van de norm afweken, vanwege hun huidskleur of een beperking, ervoeren hetzelfde. Boxelaar stapte naar de directeur en werd niet veel later projectleider Diversiteit en Inclusie – een functie die daarvoor nog niet bestond.

Ondertussen begon Boxelaar vrienden en kennissen te verzamelen die in hetzelfde schuitje zaten. “Ik merkte dat die gesprekken ons hielpen om ook op de werkvloer opener te worden. Sommigen kwamen eindelijk uit de kast naar hun collega’s. Ik dacht: zo kunnen we verandering creëren, als we overal pionnetjes hebben die openlijk queer zijn.”

De groep werd steeds groter en bracht Boxelaar in de zomer van 2017 op het idee van Corporate Queer. Het geld komt van bedrijven die betalen voor trainingen en beleidsadviezen. Hij heeft geen werknemers in dienst, maar huurt mensen in voor PR, webdesign, administratie en evenementen. Ook nodigt hij in zijn trainingen geregeld gastsprekers uit en leidt hij trainers op om aan de vraag te blijven voldoen.

Keuzevrijheid 

Inmiddels is de dresscode op eerdergenoemd consultancybureau een stuk minder rigide. “Uiteindelijk gaat dat om de vraag: hoe kun je er ‘professioneel’ uitzien en tegelijk de ruimte krijgen om af te wijken van een gendernorm die zo sterk aanwezig is in onze samenleving? Waar ik heel blij van word: ABN AMRO heeft na onze training over dresscode een ‘mix & match’-optie gegeven in de voorheen binaire mannen- en vrouwencollectie voor bankkantoren. Dat geeft me kippenvel: die keuzevrijheid is zo’n vooruitgang.”

Schijntolerantie

Boxelaar wil vooral af van de ‘schijntolerantie’ die hij veel tegenkomt in het corporate wereldje: don’t ask, don’t tell is vaak de norm. “Veel mensen zeiden tegen mij dat het ze ‘niets uitmaakt wat er in de slaapkamer gebeurt’. Maar seksualiteit gaat om veel meer dan dat, het gaat om je partnerkeuze, je vrije tijd, maar ook over jouw politieke overtuigingen. Zeggen dat het niets uitmaakt, is net zoiets als zeggen dat je geen kleur ziet.”

Sterker nog, door het er niet over te hebben, worden werkgevers blind voor discriminatie, zegt Boxelaar – binnen het bedrijf, maar ook bijvoorbeeld bij klanten. “Toen ik te gast was bij een frisdrankfabrikant vroeg ik: stel, een homoseksuele accountmanager gaat naar een horecazaak waar de eigenaar iets tegen homo’s heeft. Is de klant dan koning, of kom je op voor je werknemer? De meesten kozen gelukkig voor dat laatste, maar het vraagt wel lef; je loopt omzet mis.

En soms zijn het de queer werknemers zelf die het niet durven aankaarten. Zo kunnen ze zelfs naar een land gestuurd worden waar hun seksualiteit strafbaar is. Daarom is een open en veilige bedrijfscultuur zo belangrijk, waarin mensen uit de kast durven komen: dan kunnen ze, zonder gevolgen voor hun carrière, aangeven dat ze in zo’n land liever niet gaan wonen.”