De Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) heeft afgelopen week een adviesbrief naar buiten gebracht over het toekomstige beleid van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking. In deze brief baseert de AIV zich op het huidige regeerakkoord, en voorziet de AIV dat de Nederlandse bijdrage aan de internationale ontwikkelingssamenwerking zal gaan afnemen tot ruim onder de afgesproken 0,7% van het Brute Nationaal Inkomen. Dit baart de AIV zorgen.
Wereldwijd is vastgesteld dat 0,7% van het bruto nationaal inkomen (BNI) van rijke landen zoals Nederland besteedt moet worden aan ontwikkelingssamenwerking. Door de tekorten in de overheidskas voorziet de AIV dat het percentage in 2017 daalt naar 0,56% van het BNI tot 0,44% in 2020. In de begroting wordt nog wel de norm van 0,7% genoemd, al denkt de AIV dat de overheid zich hier waarschijnlijk niet aan kan houden. Dit is zorgwekkend gezien de prangende internationale hulpvraag zoals bijvoorbeeld op het gebied van vluchtelingenopvang in de regio, maar ook om de SDG-doelen van 2030 te behalen, zoals beschreven in SDG 17.2. Mirjam van Reisen, medeopsteller van het AIV-rapport schrijft: “De uitdagingen worden steeds groter, juist vanwege de klimaat- en migratieproblematiek is er niet minder maar eerder meer geld nodig op het terrein van ontwikkelingssamenwerking.” AIV pleit dus voor meer investeringen.
De investeringen vanuit de overheid dalen sinds 2011, toen er nog 0,8% van het BNI naar ontwikkelingssamenwerking ging. De AIV is bang dat het huidige Nederlandse beleid de toon zal zetten voor de toekomst van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking. Mirjam van Reisen: “De regering voelt zich gehouden aan de 0,7% norm. Deze zou dan ook, vanwege de politieke zuiverheid, moeten worden uitgevoerd. Anders ondermijnt men de geloofwaardigheid van Nederland in het buitenland.” Het AIV roept op tot een maatschappelijk debat om de internationale ontwikkelingssamenwerking op de politieke agenda zetten, zodat een tijdelijke beleid geen structureel beleid wordt.
Meer informatie
Bron: AIV
Foto: Ministerie van Buitenlandse Zaken / Wikimedia Commons