In de geschiedenis waren haatuitingen vaak de voorbode van geweld en gruweldaden. Vandaag zijn we getuige van een explosie van haatzaaiende taal, verergerd door sociale media, omdat internetgebruikers zich achter de anonimiteit van een beeldscherm kunnen verschuilen.
Steeds meer vrouwelijke politici, activisten en journalisten ontvangen online bedreigingen. Meestal uit vrouwenhaat. Vaak leidt dit tot zelfcensuur en soms stappen ze zelfs uit het openbare leven.
Haatzaaiende taal is ook gericht tegen etnische, raciale en religieuze minderheidsgroepen, migranten en vluchtelingen. Tijdens de COVID-19-gezondheidscrisis zagen we steeds meer verbale beledigingen tegen die gemeenschappen. Vrouwen uit minderheidsgroepen zijn dubbel slachtoffer. Het toont de raakpunten tussen racisme en vrouwenhaat.
We zien ook meer haat tegen de LHBTIQ+-gemeenschap. Sommige lokale autoriteiten riepen hun steden uit tot LHBTIQ+-vrije zones, legden onevenredig zware straffen op aan queeractivisten, en sommige autoriteiten vertoonden een zorgwekkende terughoudendheid tegenover haatmisdrijven tegen de gemeenschap.
Harde statistieken zijn echter moeilijk te verkrijgen om verschillende redenen: uitingen van haat worden vaak niet gemeld; autoriteiten verzamelen die informatie soms niet, en als ze dat wel doen, is deze niet altijd opgesplitst per slachtoffergroep.
Haatuitingen volgens internationaal recht
Het begrip ‘haatuitingen’ is niet gedefinieerd in het internationaal recht. In plaats daarvan roept het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten op om het aanzetten tot haat dat leidt tot discriminatie, vijandigheid of geweld bij wet te verbieden. Hetzelfde verdrag biedt sterke bescherming voor de vrijheid van meningsuiting. Er is dus een spanningsveld tussen de bescherming van de vrijheid van meningsuiting en de bescherming van individuen en groepen tegen haatuitingen.
Het is soms moeilijk om te bepalen wanneer een uiting precies voldoet aan de voorwaarde van het aanzetten tot discriminatie, vijandigheid of geweld, en op welk punt dat bij wet moet worden verboden. Om rechtbanken en gerechtshoven te helpen die afweging te maken, heeft de VN het actieplan van Rabat ontwikkeld – een reeks criteria om, geval per geval, de context, de spreker, de intentie, de inhoud, de mate van verspreiding van de uiting en de waarschijnlijkheid van schade te beoordelen.
Wanneer een uiting niet aanzet tot discriminatie, vijandigheid of geweld, moeten we voorzichtig te werk gaan en uitingen niet strafbaar stellen of verbieden, ook al zijn ze haatdragend of kwetsend, maar andere maatregelen nemen. Daar zijn goede redenen voor: wanneer de vrijheid van meningsuiting onrechtmatig wordt beperkt, heeft dat gevolgen voor een reeks andere mensenrechten, zoals de vrijheid van vereniging, de vrijheid van vreedzame vergadering en de mediavrijheid.
Een teken van discriminatie
Haatuitingen zijn vaak een uiting van onderliggende discriminatie. Daarom moeten maatregelen tegen haatuitingen hand in hand gaan met maatregelen tegen discriminatie en de onderliggende oorzaken ervan. De EU heeft hier grote vooruitgang geboekt sinds de aanstelling van een Europese commissaris voor Gelijkheid: er zijn beleidsmaatregelen voor gelijkheid en integratie vastgesteld om antisemitisme en anti-moslimhaat te bestrijden, een einde te maken aan de discriminatie van personen met een handicap en de gelijkheid van vrouwen en mannen te bevorderen.
In haar actieplan tegen racisme heeft de Europese Commissie de EU-lidstaten opgeroepen nationale actieplannen tegen racisme te ontwikkelen. Die plannen kunnen doeltreffend zijn om de onderliggende oorzaken van haatdragende taal aan te pakken, op voorwaarde dat het om een aanpak voor de hele samenleving gaat die in overleg met gediscrimineerde groepen wordt ontwikkeld.
Holistische aanpak en agents of change
Alleen een holistische aanpak op verschillende gebieden in de strijd tegen haatuitingen is doeltreffend. Politieke leiders hebben een bijzondere verantwoordelijkheid om zich te onthouden van haatuitingen en om boodschappen die tot haat kunnen aanzetten officieel te veroordelen. Daartoe moeten politieke partijen ethische richtsnoeren aannemen en handhaven.
Publieke figuren, journalisten, media-organisaties en nationale sportautoriteiten moeten bewust worden gemaakt van hun invloed op de publieke opinie. Het VN-Bureau voor de Mensenrechten heeft instrumenten ontwikkeld omverhalen over migranten een andere wending te geven, weg van een overwegend negatieve en vaak giftige retoriek. Met de toolkit #Faith4Rights kunnen actoren uit het geloof van elkaar leren over hoe religieuze leiders haatuitingen kunnen aanpakken.
Een grotere inspanning moet worden geleverd om de landenspecifieke aanbevelingen van de internationale mensenrechtenmechanismen, zoals de VN-verdragsorganen, de universele periodieke doorlichting of de speciale procedures van de VN-Mensenrechtenraad, uit te voeren.
Tot slot is mensenrechtenonderwijs de krachtigste strategie om haatuitingen te voorkomen en tegen te gaan. Met kennis om mensenrechten te herkennen en op te eisen, kunnen kinderen en jongeren hun eigen vooroordelen en die van anderen herkennen en ‘agents of change’ worden.
Dit artikel van Birgit van Hout, regionaal vertegenwoordiger voor Europa, verscheen eerder bij het Regionaal Informatiecentrum van de VN
SDG’s tegen haatuitingen
De Sustainable Development Goals wapenen ons in de strijd tegen haatuitingen en discriminatie. Neem bijvoorbeeld SDG 5 die alle vormen van discriminatie gericht tegen vrouwen en meisjes wereldwijd wil uitbannen. Maar ook om discriminatie te voorkomen door de jeugd via onderwijs (SDG 4) de kennis en vaardigheden te geven die nodig zijn om duurzame ontwikkeling te bevorderen. Aan de hand van de 17 werelddoelen kunnen we polarisatie stoppen en dichter naar elkaar toegroeien. Het ultieme doel is het bewerkstelligen van vreedzame samenlevingen en een betere toekomst voor iedereen. Daarvoor moeten we in gesprek blijven. Niet met haat en vooroordelen, maar met wederzijds respect.