Iedereen kent ze, de kledingcontainers bij de supermarkt. Een oude pyjama, een afgedragen spijkerbroek of jas kun je beter in zo’n container gooien dan in je eigen kliko. Zo zullen veel mensen het voelen. Maar ondertussen belandt meer dan de helft van onze oude kleren wél in die kliko en wordt uiteindelijk met ander afval verbrand.

Hester Brink, Paul Lucas en Evert-Jan Brouwer

Hoe zit die wereld eigenlijk in elkaar, van katoenproductie tot kledingstuk tot afdank? En als we meer circulair met textiel zouden omgaan, wat betekent dat voor de mensen ver weg die onze katoen en onze kleren produceren, of bij wie die afgedragen spijkerbroek terechtkomt?

Bij het PBL doen we onderzoek naar de circulaire economie, een economie waarin zo efficiënt mogelijk wordt omgegaan met schaarse grondstoffen. Zo’n economie onderscheidt zich van de lineaire gebruikseconomie, die we van huis uit gewend waren: produceren – eenmalig consumeren – weggooien. In een circulaire economie wordt er alles aan gedaan om 1. minder grondstoffen te gebruiken; 2. grondstoffen langer te gebruiken; en 3. grondstoffen te hergebruiken.

Als Nederlanders zijn we dus voor onze kleding sterk verbonden met niet alleen textielarbeiders uit Bangladesh, maar ook katoenboeren uit Afrika.

In een nieuwe studie hebben we gekeken naar de ingewikkelde wereld van textiel, en dan specifiek de positie van lage- en middeninkomenslanden in de textielsector. Wat betekent een circulaire textielketen voor deze landen? En hoe draagt dat bij aan het behalen van de Sustainable Development Goals (SDG’s), die zich ook richten op de duurzame ontwikkeling in deze landen?

Import katoenen kleding

Het grootste deel van onze kleding is van katoen en de belangrijkste producent van onze katoenen kleding is Bangladesh. Dat hadden we wel verwacht. Maar dat voor die kleding in toenemende mate West-Afrikaanse katoen wordt gebruikt, uit landen als Benin, Mali en Burkina Faso, verraste ons wel. Als Nederlanders zijn we dus voor onze kleding sterk verbonden met niet alleen textielarbeiders uit Bangladesh, maar ook katoenboeren uit Afrika.

In West-Afrika heeft de katoenproductie, onder meer door veelvuldig pesticidengebruik, de nodige gevolgen voor de gezondheid (SDG 3), maar ook voor het milieu, denk aan landdegradatie (SDG 2), klimaatverandering (SDG 13) en verlies aan biodiversiteit (SDG 15). Ook de arbeidsomstandigheden van de katoenboeren zijn een punt van zorg (SDG 5 en 8). En omdat de meeste katoen de regio onbewerkt verlaat, wordt er lokaal amper waarde aan toegevoegd (SDG 8).

Export afgedankte kleding

Kijken we nu naar de andere kant van de keten, als kleding in Nederland eenmaal afgedragen is. Zo’n 55 procent daarvan doet men doorgaans bij het restafval, waardoor het vervolgens in een verbrandingsoven terecht komt. De rest wordt ingezameld voor verwerking in Nederland of verscheept naar het buitenland. Ook importeert Nederland een aanzienlijke hoeveelheid afgedankte kleding, veelal uit omringende landen. Van het totaal aan ingezamelde kleding wordt ongeveer 61 procent geëxporteerd naar landen over de hele wereld.

We ontdekten in ons onderzoek dat er internationaal een levendige, complexe handel in afgedankte kleding bestaat, waarbij maar weinig materiaal verloren gaat.

Deze exportlanden zijn vaak niet de eindbestemming. We ontdekten in ons onderzoek dat er internationaal een levendige, complexe handel in afgedankte kleding bestaat, waarbij maar weinig materiaal verloren gaat. De beste tweedehands kleding blijft in Nederland of wordt elders in Europa verkocht. In grote centra buiten Europa wordt verder gesorteerd op specifieke categorieën voor doorverkoop, herstel of hergebruik.

Is de kleding van gemiddelde kwaliteit, dan wordt die geëxporteerd naar, bijvoorbeeld, Afrika, om daar weer verhandeld en gedragen te worden. In sommige landen in Afrika draagt wel 90 procent van de bevolking tweedehands kleding. Helaas wordt steeds meer ‘fast fashion’ kleding naar Afrika geëxporteerd, waar geen markt voor is. Dit draagt bij aan een groeiende afvalberg van goedkope, niet te repareren kleding.

De laagste kwaliteit kleding wordt veelal door Aziatische landen als India en Pakistan geïmporteerd. Daar wordt het verwerkt tot (poets)doeken, of mechanisch gerecycled tot lage kwaliteit garen. Naast positieve effecten voor milieu en werkgelegenheid, worden bij recycling echter ook gevaarlijke stoffen gebruikt met gevolgen voor gezondheid en zijn er vaak problemen met arbeidsomstandigheden.

Impact circulaire benadering op lage- en middeninkomenslanden

In het Beleidsprogramma circulair textiel heeft de Nederlandse overheid doelen afgesproken met de textielsector. Zo wil men per 2035 de voetafdruk van de textielsector gehalveerd hebben. Dan gaat het om de uitstoot van CO2, watergebruik en chemicaliën. In 2025 moet het aandeel gerecycled / duurzaam materiaal in textielproducten gestegen zijn tot 25 procent en moet 30 procent van het in Nederland verkochte textiel na gebruik worden gerecycled. Van die beide laatste doelen is Nederland nog ver verwijderd.

In onze studie hebben we gekeken naar de mogelijke impact van een circulair beleid op lage- en middeninkomenslanden. Zou de focus liggen op het verminderen van het materiaalgebruik (‘narrowing the loop’), dan kunnen we denken aan het delen of huren van kleren, het vervangen van bepaalde grondstoffen door duurzamere alternatieven of simpelweg minder kleding kopen. Een verminderde vraag naar katoen kan de milieudruk in West-Afrika verlagen, maar zal ook gevolgen hebben voor het inkomen van katoenboeren en voor de voedselzekerheid in de regio.

Een andere insteek kan zijn het verlengen van de draagtijd van kleding, zodat grondstoffen langer in omloop zijn (‘slowing the loop’). Mogelijkheden zijn inzet voor een langere gebruiksduur van kleding, reparatie en het kopen van tweedehands kleding. Als deze insteek effectief ingezet wordt, kan het betekenen dat er minder afgedankte kleding vrijkomt voor recycling in Pakistan, met mogelijke gevolgen voor werkgelegenheid.

De laatste aanpak richt zich op het sluiten van de grondstoffenkringloop (‘closing the loop’). Gebruikte materialen worden omgewerkt en opnieuw ingezet. In deze aanpak zou er juist méér afgedankte kleding geëxporteerd kunnen worden naar Pakistan, waarvan het materiaal opnieuw in kleding verwerkt wordt, mits al bij de ontwerpfase is nagedacht over recycling. Ook verdienen de arbeidsomstandigheden in buitenlandse sorteer- en recyclingcentra aandacht, zodat de circulaire economie niet bijdraagt aan uitbuiting elders.

Circulaire aanpak pakt onder voorwaarden positief uit

Wat de uiteindelijke effecten zullen zijn in lage- en middeninkomenslanden, hangt af van de gekozen strategieën. Onder de juiste voorwaarden kan een circulaire aanpak bijdragen aan het behalen van de SDG’s elders. Een pure focus op efficiënter gebruik van grondstoffen (SDG 12) draagt echter niet per definitie bij aan de verbetering van die levensomstandigheden. Belangrijk is daarom om gelijktijdig te streven naar het verbeteren van sociaaleconomische omstandigheden, zoals een beter inkomen (SDG 1), meer voedselzekerheid (SDG 2) en betere arbeidsomstandigheden (SDG 8).

Omdat de textielwereld zo complex is, vraagt dit van Nederland om in elke schakel van de keten waar we invloed hebben, bij te sturen – van ontwerp tot consumptie en afdanking.

Omdat de textielwereld zo complex is, vraagt dit van Nederland om in elke schakel van de keten waar we invloed hebben, bij te sturen – van ontwerp tot consumptie en afdanking. Ook is meer inzicht nodig in de complexe handelsstromen. Uiteindelijk vraagt een eerlijke transitie ook om een inclusieve dialoog met de verschillende partijen in de sector. Zeker met die partijen in Afrika en Azië die méér dan wijzelf geraakt worden door de manier waarop wij met kleding omgaan!

N.a.v. Hester Brink c.s., Potential effects of Dutch circular economy strategies on low- and middle-income countries, Cotton production and post-consumer textiles, 18 november 2021